vrijdag 8 mei 2009

Via stresstest naar gulden politieke middenweg

Willen we echt uit de recessie komen dan moet de zaak eerst in orde komen met de banken. Allereerst in Amerika. Dat wordt ons maandenlang van alle kanten voorgehouden. Alleen, de Amerikaanse minister van Financiën, Tim Geithner heeft voortdurend kritiek gekregen dat hij de banken op Wall Street veel te soft heeft aangepakt. De econoom Paul Krugman geeft hem er in zijn column in de New York Times regelmatig flink van langs. Andere economen zijn weer bang dat er van overheidswege te snel te veel geld in de economie wordt gepompt en dat we straks gierende inflatie krijgen. Dat er geld wordt uitgegeven dat er niet is om een crisis te bestrijden die in wezen veroorzaakt is doordat er geld is uitgegeven dat er niet is.

Hoe het ook zij, met de banken in Amerika moet het goed komen, anders komt het nergens goed. Donderdagavond kwam Geithner met de uitkomst van zijn stresstest onder de negentien grootste Amerikaanse banken. De uitkomst lijkt nogal mee te vallen. Tien van de negentien zijn te zwak als de situatie verslechtert en moeten daarom nog ergens extra kapitaal vandaan halen. In totaal was er 75 miljard dollar nodig, wat allerlei mensen maar een verdacht laag getal vonden.

Waar economen naar mijn smaak te weinig aan denken is dat zij problemen alleen als economische problemen zien. Terwijl in de wereld echte mensen leven, waarvoor politici oplossingen moeten bedenken die haalbaar zijn binnen de bestaande politieke verhoudingen. Een punt wat Krugman nooit in ogenschouw neemt is dat president Obama linkser is dan de gemiddelde Amerikaan, iets wat steeds weer uit de polls blijkt. De gemiddelde Amerikaan weet dit maar heeft er geen moeite mee omdat de conservatieve George Bush de zaak verkloot heeft. Obama mag zijn gang gaan, maar wat hij doet moet er wel een beetje competent uitzien, en uiteindelijk moet hij natuurlijk met resultaten komen. En daarbij is het de vraag of hij van de Amerikaanse kiezers vier jaar of acht jaar de tijd zal krijgen.

Goed, wat heeft dit met de banken te maken? Wel, Krugman zou de banken in Wall Street graag hard aanpakken zodat ze na een grondige behandeling voortaan netjes en saai door het leven gaan. En ja, daar zal hier en daar een nationalisatie voor nodig zijn. Voor Obama ligt de definitie van het probleem anders. Hij moet zoeken naar wat voor hem de gulden politieke middenweg is, met als onderdeel daarvan een juiste aanpak van de economische crisis.

Bush was een conservatieve president, maar nationaliseerde het ene moment twee centrale hypotheekbanken, en liet op een ander moment een bank failliet gaan, waarna het helemaal crisis was, en wordt vooral als incompetent gezien. Obama weet dat hij als progressieve maar competent geachte president beter geen banken kan nationaliseren. Hij heeft Geithner voortdurend de hand boven het hoofd gehouden. Deze stresstest en wat daar verder aan verbonden is, moet naar de gulden politieke middenweg leiden voor Obama’s regering. Geen nationalisaties, zeker geen banken die failliet gaan, vertrouwen winnen, en uiteindelijk banken die hun eigen broek ophouden met geld dat ze zelf verdienen. Dus eerst kapitaal laten ophalen in de private sector, dan kijken wat er nog bij gepast moet worden uit de staatskas. En als er dan toch nog een belangrijke bank failliet dreigt te gaan die natuurlijk onmiddellijk weer in het zadel helpen.

En ja, waarschijnlijk komen hier een paar bankiers goed mee weg. Maar er zal best nog wat gebeuren om Wall Street netjes te gaan houden. En Wall Street zal gaan beseffen dat progressieve presidenten helemaal geen ramp hoeven te zijn. Maar de banken zullen ook eerst in staat gesteld moeten worden om weer centjes te gaan verdienen. Dus als we in de komende tijden constateren dat ze nogal goedkoop aan geld komen waarna ze het tegen hoge rentepercentages uitlenen, en ons afvragen waarom regeringen daar niets aan doen, weten we meteen waar dat door komt.

donderdag 7 mei 2009

Star Trek gaat vakkundig retro

Hollywood begint steeds beter te worden in het vakbekwaam tot leven brengen van het begrip retro. Na tien speelfilms lijken ze er toch weer in geslaagd adem in het lijk te blazen – Star Trek is een merknaam die te goed is om te laten liggen. Met zes afzonderlijke tv-series (animatie meegerekend) met meer dan zevenhonderd afleveringen en bovendien de speelfilms met meestal de cast uit de oorspronkelijke serie heb je het over de grootste franchise uit de film- en televisiegeschiedenis. En dan in 2009, 43 jaar nadat de eerste tv-serie in première ging, toch met iets komen wat geen slaapverwekkende kopie is, maar een entertainende film met veel nieuwe maar toch genoeg herkenbare elementen, is gewoon knap.

De grootste retro-vakman, regisseur J.J. Abrams, werd op de klus gezet. Abrams viel eerder op door zijn vermogen om een nieuwe draai aan iets bekends te geven als producent van de film Cloverfield. Hierin richtte een monster verwoestingen aan in een grote stad, iets wat we al tot in den treure gezien hadden. Maar dan wel gezien door de camera van een amateurfilmer op straat in Manhattan – hier oogde iets bekends weer als fris. Eerder was Abrams al regisseur geweest van Mission Impossible 3, vakkundige retro waarmee hij wellicht het sterrendom van Tom Cruise heeft gered.

In Star Trek zien we alle bekende personages uit de oorspronkelijke serie: captain Kirk, eerste officier Spock (half Vulcan, half mens), de kortgerokte luitenant Uhura, Scotty van de machinekamer, dokter McCoy, stuurman Sulu en technisch officier Chekhov. Voor wie de oorspronkelijke serie kent zijn ze onmiddellijk herkenbaar. Toch zijn de rollen compleet anders ingevuld. Elke acteur heeft een nieuwe, goede en geloofwaardige eigen invulling van de rol voor elkaar weten te krijgen. Hetzelfde maar toch weer genoeg anders. Dat is het vakwerk dat we in elk detail en in de grote lijnen terugzien. Ook is er, natuurlijk, een acteur uit de oorspronkelijke serie present. Leonard Nimoy, de oorspronkelijke Spock, speelt nu de oudere Spock die door het vermogen om in de tijd te reizen scènes met zijn jongere versie kan spelen.

Het verhaal van de film vertelt hoe alle personages elkaar, hoe kan het ook anders, via een avontuur ontmoeten en vrienden voor het leven worden. Natuurlijk nadat ze elkaar eerst flink het leven zuur hebben gemaakt, terwijl ze de Romulaanse bad guys bestrijden. Centraal staat, net als in het origineel, de tegenstelling tussen de fysieke, emotionele, waaghalzerige Kirk en de koele, intelligente Spock.

Ondanks alle vakbekwaamheid en ook gevoelsmatige geloofwaardigheid waarmee de rollen zijn neergezet heb ik mijn twijfels. Naar de oorspronkelijke serie werd nog met open mond gekeken. Hier zag je een utopie in ideeën en technologie die niets met de echte wereld te maken leek te hebben. Maar zie, enkele decennia later lopen zelfs de mensen in Afrika rond met mobieltjes. Mobieltjes die uitgevonden zijn door mannen die als jongetje met open mond hadden zitten kijken naar die dingen waarmee ze in Star Trek rondliepen. Welke inspiratie gaat er eigenlijk uit van retro?

(sinds vandaag in 75 bioscopen)

dinsdag 5 mei 2009

'The Dutch are good at finding mixes that work'

Het is nu al dagenlang zo dat in de New York Times een artikel met de titel Going Dutch bovenaan staat in de top-25 van Most E-Mailed artikelen. Dat is de in de hele wereld veelbekeken lijst die je als eerste, van meerdere lijsten, te zien krijgt als je op de Home Page een beetje naar beneden scrollt en rechts de sectie Most Popular vindt. Het gaat om een artikel van vijfduizend woorden dat de in Amsterdam wonende Amerikaan Russell Shorto geschreven heeft voor het Magazine van de Times.

Ik kan niet zeggen dat ik het met stijgende verbazing heb gelezen. Wat hij aan zijn landgenoten vertelde over Nederland was natuurlijk al bekend bij me. Je zou kunnen zeggen dat ik in eerste instantie verbaasd was dat ze het zo verbazingwekkend vinden. En het is treffend dat ze er juist nu zo door geboeid worden. De economische malaise, die daar veel dieper in gewone mensenlevens ingrijpt dan hier, zal er niet vreemd aan zijn. En ik merkte tijdens het lezen opwinding bij mezelf.

In het artikel trekt Shorto zijn landgenoten via het ´pale-yellow´ licht van Vermeer en andere meesters het Nederlandse leven in. Anderhalf jaar heeft hij nu voor ‘American in Holland’ gespeeld. De eerste tijd is hij vooral door het getal 52 geobsedeerd – het getal van het hoogste belastingpercentage in Nederland. Zelfs al schildert hij zichzelf als ´liberal´ – progressief binnen de Amerikaanse verhoudingen –, hij krijgt spontaan met oprispingen te maken die hij tot dan toe associeerde met rechtse rakkers in eigen land.

Dan komen voorbij: de tegemoetkoming voor schoolboeken, kinderbijslag, ziektekosten, huisvesting, vakantiegeld. Dit laatste is in zijn ogen helemaal een ´socialistisch´ idee, met wettelijk minimaal vier weken verplichte vakantie, doorbetaald (…!); zaken waarbij Amerikanen kennelijk meteen de neiging krijgen om er grappen over te maken. Maar na verloop van tijd begint Shorto toch meer van dit land te begrijpen en zich zelfs af te vragen of Amerika geen dingen kan overnemen van Nederland.

Wat vooral indruk maakt is dat ‘the Dutch have proved to be particularly skilled at finding mixes that work’. Verschillende zaken zo met elkaar mixen dat het toch een succes wordt, is in zijn ogen een Nederlandse specialiteit. Historisch: het feit dat dit land als eerste met de multinationale onderneming begon en toen ook al relatief veel aan armen- en ziekenzorg deed. Een feit dat bijvoorbeeld weerspiegeld wordt in het feit dat Hans Hoogervorst, de man die de ziektekostenverzekering gereorganiseerd heeft, en universeel heeft gehouden, zichzelf in het artikel omschrijft als een conservatieve aanhanger van de vrije markt. Maar wat Shorto als vader vooral treft is dat uit onderzoek blijkt dat Nederlandse kinderen tot de gelukkigste ter wereld behoren.

Hij noemt natuurlijk ook een aantal negatieve zaken, zoals het gebrek aan individuele initiatieven in dit ‘doe maar gewoon’-landje. En hij vraagt zich af of deze unieke mix van marktgerichtheid van Nederland als derde grootste investeerder in Amerika met toch zoveel sociale zekerheid vol kan worden gehouden in een multi-etnische samenleving. Op dit laatste punt gaat hij niet door, maar juist dit zette me aan het denken. Historisch gezien heeft Nederland hierin helemaal geen slecht track-record.

De eerste grootscheepse maatschappelijke integratie van nogal verschillende groepen was die van protestanten en katholieken. Geen geringe zaak als je bedenkt dat in Europa Noord-Ierland hier nog steeds mee worstelt. Dan de integratie van de Indischen in de vorige eeuw. Wat vrijwel nooit aan de orde komt is dat dit bij mijn weten de eerste geslaagde integratie is van een niet-blanke groep in een blank land. Ook niet gering.

En de Surinamers. Voordat de Marokkanen het pispaaltje werden, waren zij de zondebok van Nederland. Waarna – ik kan herinner me dat de helaas te vroeg overleden Telegraaf-commentator Lunshof in een bijzin toegaf dat de integratie van de Surinamers wat hem betreft toch eigenlijk ook gelukt was. In de Telegraaf notabene, dat was jaren geleden toch een moment voor me waar ik een mentale notitie van maakte.

Het punt is: het Nederlandse track-record op integratiegebied is helemaal niet zo slecht. Skilled at finding mixes that work – onthouden. En mooi om te horen van iemand uit een land dat Nederland zoveel jaren geleden bevrijd heeft.