“What once seemed young and hot, for gay and straight men alike, now seems passé. Like manscaping, spray-on tans and other metrosexual affectations, having a belly one can bounce quarters off suggests that you may have too much time on your hands. It’s not cool to be seen spending so much time fussing around about your body.” (New York Times)
Wat nu? De verslaggevers van de Fashion & Style afdeling van de New York Times hebben altijd hun mode-antenne uitstaan. Deze zomer zien ze weliswaar dat New Yorkse mannen hetzelfde gekleed als vorige zomer met hun korte broek op knickers-lengte, Hanes T-shirt met V-hals, sneakers en rieten hoed. Maar wat bolt er op onder dat T-shirt? Ja, het is onmiskenbaar: een buikje.
De metroseksueel was al een tijdje uit verklaard. Maar dat vrolijk en onbezorgd rondlopen met een buikje is een omkering van wat decennia lang de norm was waar een beetje vent moeite voor deed – alles strak.
Het regent verklaringen. Zoals vroeger mensen hun best deden om er zo wit mogelijk uit te zien om maar te laten zien dat ze niet buiten op het land hoefden te sloven, zo zou een embonpoint onder je T-shirt aangeven dat je geen enkele moeite hebt om de huur of de hypotheek op te brengen.
Bovendien zou het vrolijke buikje een hint geven van een vrije geest die in dat onstrakke lichaam huist. Overal mogen er sportscholen zijn, inmiddels mogen er meer vrouwen aan het werk zijn dan mannen (in Amerika), meneer buik zit nergens mee.
En dan die vent die tegenwoordig in het Witte Huis woont. Gewoon mager! Was de president een sloddervos met bierbuik geweest dan was het natuurlijk een andere zaak. Maar hipsters allertijden willen nu eenmaal altijd een ander voorkomen hebben dan de grote vader die in het Witte Huis woont.
(Deze post is ook gepubliceerd op Sargasso)
zondag 16 augustus 2009
Away We Go met Verona en Burt
Verona en Burt zijn een stel dertigers die leven alsof ze nog steeds studenten zijn. Als blijkt dat Verona zwanger is moeten ze samen over een drempel in het leven. Omdat ze allebei een beroep uitoefenen waarmee ze niet aan een bepaalde plaats gebonden zijn, kunnen ze makkelijk de plek kiezen waar ze hun kind op laten groeien. Ze maken een reisje langs familie en vrienden in Amerika en Canada. Away We Go is niet zozeer een roadmovie als wel een ‘home-testingmovie’ met grapjes en een beetje pijn.
Burt doet de eerste waarneming die op zwangerschap wijst: het geslachtsorgaan van Verona smaakt anders dan anders. Het is de openingscène waarin we kennismaken met een aardig en intelligent stel, dat met elkaar praat en echt naar elkaar luistert. Maar Verona vraagt zich af of ze een stelletje losers zijn. Burt vindt van niet. Waarop Verona wijst op een concreet punt: een raam van bordkarton.
Als ze bij Burts ouders gaan eten, die in de buurt wonen, komen ze voor een onaangename verrassing te staan. De ouders zijn op het eerste gezicht een lief oud stel dat een eigen giechelspraakje heeft ontwikkeld. Maar schijn bedriegt, ze kiezen voor zichzelf: vlak voordat het kleinkind geboren wordt verhuizen voor een paar jaartjes naar België – hadden ze altijd al van gedroomd. En dat Burt en Verona zo lang in hun huis kunnen blijkt er ook al niet in te zitten – verhuurd, aan mensen die geld in het laatje brengen en op tijd weer op zullen rotten, denk ik er dan bij.
Maar onze twee hoofdpersonen gaan niet bij de pakken neerzitten en maken een reis om een plek te vinden waar ze zich kunnen settelen. Hier moet ik vermelden dat ik bij deze film die mij zo aangenaam verraste, nog een tweede keer verrast werd. A.O. Scott van The New York Times, met wie ik niet gewend ben van mening te verschillen, schreef: ‘This movie does not like you.’ Hier begreep ik nu helemaal niets van. Hmm, de film nog een keer afgedraaid, en gepeinsd. Het punt is: Scott verwijt de twee dat ze vanuit superieure hoogte neerkijken op de rest van de mensheid. Zo is het niet, vind ik, we zien gewoon twee mensen die op zoek zijn maar geen enkel stel ouders aantreffen dat werkelijk slaagt in de opvoeding. Dit ligt niet aan Burt en Verona (en hun geestelijke ouders, filmmaker Sam Mendes en scenarioschrijvers Dave Eggers – ja, van de romans – en Vendela Vida) maar aan de wereld die ze aantreffen.
Ook wordt er bij nader inzien nog iets duidelijk: het falen van moeders is veel pijnlijker dan dat van vaders. Om de eenvoudige reden dat moeders in een gezin met opgroeiende kinderen altijd een veel belangrijkere rol hebben gespeeld. Je ziet het in de film aan de groteske en komische karikaturen van de grofgebekte Lily, ex-baas van Verona, en hyper-alternatieve LN – vroeger Ellen (een hilarische Maggie Gyllenhaal). En aan de moeder die een Derde Wereldklas aan kinderen heeft binnengehaald waarmee ze wanhopig gelukkig is (maar zelf geen kinderen kan krijgen omdat ze te laat begonnen is).
Ik denk niet dat de schrijvers een cultuurfilosofisch punt hebben willen maken. Ze hebben gewoon situaties geschapen die getrouw zijn aan het leven dat ze kennen, met geestige en soms een beetje pijnlijke dialogen. En we zien twee gewone en innemende mensen die voor het leven kiezen. Temidden van alle superhelden, chicklit meisjes, seriemoordenaars en historische figuren met bloed aan de handen vallen ze me toch vooral in positieve zin op.
(Deze post ik ook gepubliceerd op Sargasso)
Burt doet de eerste waarneming die op zwangerschap wijst: het geslachtsorgaan van Verona smaakt anders dan anders. Het is de openingscène waarin we kennismaken met een aardig en intelligent stel, dat met elkaar praat en echt naar elkaar luistert. Maar Verona vraagt zich af of ze een stelletje losers zijn. Burt vindt van niet. Waarop Verona wijst op een concreet punt: een raam van bordkarton.
Als ze bij Burts ouders gaan eten, die in de buurt wonen, komen ze voor een onaangename verrassing te staan. De ouders zijn op het eerste gezicht een lief oud stel dat een eigen giechelspraakje heeft ontwikkeld. Maar schijn bedriegt, ze kiezen voor zichzelf: vlak voordat het kleinkind geboren wordt verhuizen voor een paar jaartjes naar België – hadden ze altijd al van gedroomd. En dat Burt en Verona zo lang in hun huis kunnen blijkt er ook al niet in te zitten – verhuurd, aan mensen die geld in het laatje brengen en op tijd weer op zullen rotten, denk ik er dan bij.
Maar onze twee hoofdpersonen gaan niet bij de pakken neerzitten en maken een reis om een plek te vinden waar ze zich kunnen settelen. Hier moet ik vermelden dat ik bij deze film die mij zo aangenaam verraste, nog een tweede keer verrast werd. A.O. Scott van The New York Times, met wie ik niet gewend ben van mening te verschillen, schreef: ‘This movie does not like you.’ Hier begreep ik nu helemaal niets van. Hmm, de film nog een keer afgedraaid, en gepeinsd. Het punt is: Scott verwijt de twee dat ze vanuit superieure hoogte neerkijken op de rest van de mensheid. Zo is het niet, vind ik, we zien gewoon twee mensen die op zoek zijn maar geen enkel stel ouders aantreffen dat werkelijk slaagt in de opvoeding. Dit ligt niet aan Burt en Verona (en hun geestelijke ouders, filmmaker Sam Mendes en scenarioschrijvers Dave Eggers – ja, van de romans – en Vendela Vida) maar aan de wereld die ze aantreffen.
Ook wordt er bij nader inzien nog iets duidelijk: het falen van moeders is veel pijnlijker dan dat van vaders. Om de eenvoudige reden dat moeders in een gezin met opgroeiende kinderen altijd een veel belangrijkere rol hebben gespeeld. Je ziet het in de film aan de groteske en komische karikaturen van de grofgebekte Lily, ex-baas van Verona, en hyper-alternatieve LN – vroeger Ellen (een hilarische Maggie Gyllenhaal). En aan de moeder die een Derde Wereldklas aan kinderen heeft binnengehaald waarmee ze wanhopig gelukkig is (maar zelf geen kinderen kan krijgen omdat ze te laat begonnen is).
Ik denk niet dat de schrijvers een cultuurfilosofisch punt hebben willen maken. Ze hebben gewoon situaties geschapen die getrouw zijn aan het leven dat ze kennen, met geestige en soms een beetje pijnlijke dialogen. En we zien twee gewone en innemende mensen die voor het leven kiezen. Temidden van alle superhelden, chicklit meisjes, seriemoordenaars en historische figuren met bloed aan de handen vallen ze me toch vooral in positieve zin op.
(Deze post ik ook gepubliceerd op Sargasso)
Labels:
Away We Go,
film,
ouderschap,
Verenigde Staten
woensdag 12 augustus 2009
No future, no past in Unmade Beds
Axl is vanuit Madrid gekomen om zijn vader te zoeken. Vera wil vergeten. Allebei zijn ze verwikkeld in een zoektocht, in de Londense kraakscene. Unmade Beds is de tweede speelfilm van regisseur Alexis Dos Santos, die eerder indruk maakte op het filmfestival van Rotterdam met Glue.
‘In hoeveel bedden heb ik al geslapen?’ vraagt Axl zich af. Wat betreft de bedden is zijn leven een spannend feestje. Speels laveert de innemende Spanjaard door zijn nieuwe Londense krakersbestaan. Maar met de zoektocht naar zijn vader heeft hij meer moeite. Niet om de man te vinden, maar om zich aan die teleurstellend saaie makelaar bekend te maken. Met een smoes maakt hij meerdere afspraken met de man die niet anders weet dan dat hij een Spaanse student is die op zoek is naar huisvesting. En Axl kijkt hem aan, en aarzelt.
In hetzelfde wereldje kruist zijn leven dat van Vera. Ze lopen elkaar letterlijk voorbij, twee onbekende overnachters, in hetzelfde pand. Vera wil orde scheppen in haar leven, en ze wil afstand houden. Een nieuwe man die ze ontmoet – Michiel Huisman – mag niets van haar weten. Ze wil bijvoorbeeld wel afspreken om elkaar weer te zien op een bepaalde ochtend op een bepaalde markt. Het is een spannend spel dat ze met elkaar spelen, want het is niet zeker of ze elkaar daar ook zullen vinden. En ook is het geen spel, geen man mag Vera nu te na komen.
Sterk aan de film vond ik hoe regisseur Dos Santos muziek van bandjes verwerkt in de film. Door Axl een nummer van Black Moustache op te laten zetten en mee te laten dansen – Hot monkey, hot ass / No future, no past. Of bijvoorbeeld door de opnames van een videoclip in het verhaal te verwerken. Maar vooral door gewoon te kiezen voor nummers die hij zelf leuk vond. Voorbij komen onder andere: (We Are) Performance, Connan Mockasin, Plaster of Paris én Michiel Huisman. Michiel die een krakersversie neerzet van een tall handsome stranger die het leven spannend maakt voor Vera, werd uitgekozen omdat hij ook muziek kan maken. We zien hem als X Ray Man een nummer brengen dat hij speciaal voor de film schreef.
Wat me ook beviel aan Unmade Beds is dat de camera steeds zo dicht mogelijk bij de personages komt. Wel steeds met voldoende afstand om iemand in zijn omgeving te kunnen plaatsen, maar nabij en daardoor intiem. De regisseur toont ook een frisse dosis experimenteerlust. Wat bijvoorbeeld blijkt uit de scènes in de hotelgang waarbij hij, met een focus waarbij het niet verkeerd kon gaan, de acteurs liet improviseren.
Alexis Dos Santos heeft van Unmade Beds geen echt goede film kunnen maken. Dat komt vooral doordat de film een goede structuur ontbeert. We zien weliswaar allemaal scènetjes voorbij komen die op zich aanspreken. Maar ik vind het toch een beoordelingsfout dat, als je het hebt over mensen die op zoek zijn naar zichzelf, je een verhaal maakt dat ook al op zoek is naar zichzelf.
(vanaf donderdag 13 augustus in de bioscoop)
(Deze post is ook gepubliceerd op Sargasso)
‘In hoeveel bedden heb ik al geslapen?’ vraagt Axl zich af. Wat betreft de bedden is zijn leven een spannend feestje. Speels laveert de innemende Spanjaard door zijn nieuwe Londense krakersbestaan. Maar met de zoektocht naar zijn vader heeft hij meer moeite. Niet om de man te vinden, maar om zich aan die teleurstellend saaie makelaar bekend te maken. Met een smoes maakt hij meerdere afspraken met de man die niet anders weet dan dat hij een Spaanse student is die op zoek is naar huisvesting. En Axl kijkt hem aan, en aarzelt.
In hetzelfde wereldje kruist zijn leven dat van Vera. Ze lopen elkaar letterlijk voorbij, twee onbekende overnachters, in hetzelfde pand. Vera wil orde scheppen in haar leven, en ze wil afstand houden. Een nieuwe man die ze ontmoet – Michiel Huisman – mag niets van haar weten. Ze wil bijvoorbeeld wel afspreken om elkaar weer te zien op een bepaalde ochtend op een bepaalde markt. Het is een spannend spel dat ze met elkaar spelen, want het is niet zeker of ze elkaar daar ook zullen vinden. En ook is het geen spel, geen man mag Vera nu te na komen.
Sterk aan de film vond ik hoe regisseur Dos Santos muziek van bandjes verwerkt in de film. Door Axl een nummer van Black Moustache op te laten zetten en mee te laten dansen – Hot monkey, hot ass / No future, no past. Of bijvoorbeeld door de opnames van een videoclip in het verhaal te verwerken. Maar vooral door gewoon te kiezen voor nummers die hij zelf leuk vond. Voorbij komen onder andere: (We Are) Performance, Connan Mockasin, Plaster of Paris én Michiel Huisman. Michiel die een krakersversie neerzet van een tall handsome stranger die het leven spannend maakt voor Vera, werd uitgekozen omdat hij ook muziek kan maken. We zien hem als X Ray Man een nummer brengen dat hij speciaal voor de film schreef.
Wat me ook beviel aan Unmade Beds is dat de camera steeds zo dicht mogelijk bij de personages komt. Wel steeds met voldoende afstand om iemand in zijn omgeving te kunnen plaatsen, maar nabij en daardoor intiem. De regisseur toont ook een frisse dosis experimenteerlust. Wat bijvoorbeeld blijkt uit de scènes in de hotelgang waarbij hij, met een focus waarbij het niet verkeerd kon gaan, de acteurs liet improviseren.
Alexis Dos Santos heeft van Unmade Beds geen echt goede film kunnen maken. Dat komt vooral doordat de film een goede structuur ontbeert. We zien weliswaar allemaal scènetjes voorbij komen die op zich aanspreken. Maar ik vind het toch een beoordelingsfout dat, als je het hebt over mensen die op zoek zijn naar zichzelf, je een verhaal maakt dat ook al op zoek is naar zichzelf.
(vanaf donderdag 13 augustus in de bioscoop)
(Deze post is ook gepubliceerd op Sargasso)
Labels:
krakers,
Londen,
Unmade Beds
maandag 10 augustus 2009
'Het hele zaakje stinkt'
"What disturbs Americans of all ideological persuasions is the fear that almost everything, not just government, is fixed or manipulated by some powerful hidden hand, from commercial transactions as trivial as the sales of prime concert tickets to cultural forces as pervasive as the news media." (Frank Rich, columnist van The New York Times)
Fixed or manipulated. Het is onderhand een levensgevoel geworden, een levensgevoel dat Amerikanen uit elke politieke hoek met elkaar delen. Het is het gevoel dat er achter de schermen, alle schermen, een Wizard of Oz bezig is die de heleboel bij elkaar manipuleert. En met Dorothy zijn ze jammer genoeg ‘not in Kansas anymore’. Want big business, dat is natuurlijk de grote manipulator, geeft niet om gewone Amerikanen. Anders zouden niet zo’n 50 miljoen van hen zonder verzekering tegen ziektekosten rondlopen. Stel je voor dat 2,4 miljoen Nederlanders onverzekerd zouden zijn.
Rich denkt dat Obama ergens in de herfst wel een of andere wet voor ziektekostenverzekering van de grond krijgt. En de president zal heus niet opeens impopulair worden. Maar de vraag is hoeveel invloed de farmaceutische bedrijven op de precieze tekst van de wetgeving zullen krijgen. En toch is dat niet het wezenlijke punt, de pijn zit nog dieper volgens Rich. Dat levensgevoel van manipulatie verdwijnt maar niet. Onder andere omdat het dagelijks in het nieuws bevestigd wordt.
Rich gebruikt een recent voorbeeld van twee televisiepresentatoren. De conservatieve Bill O’Reilly van Fox vecht nu al tijdenlang op het scherm een vete uit met Keith Olbermann van NBC waar veel mensen schijtziek van worden. Er werd veel geklaagd. Maar er begon pas wat te veranderen toen de bazen achter de schermen met elkaar begonnen te praten om te kijken hoe een en ander bijgelegd kon worden. Nu de hele zaak in de publiciteit is gekomen doen O’Reilly en Olbermann natuurlijk hun best om het er op te laten lijken dat ze niet aan de leiband van hun baas lopen. Maar de doorsnee Amerikaan weet genoeg. En voor David Zurawik, tv-criticus van The Baltimore Sun, ligt de pijn er in dat die bazen zich kennelijk niet zozeer om journalistieke normen en waarden bekommerden, maar pas in actie kwamen toen vrienden en familie begonnen te klagen. Ongeveer zoals de bazen van farmaceutische bedrijven er kennelijk niet mee zitten, zo lang zijzelf en hun eigen vrienden en familie verzekerd zijn, dat 50 miljoen van hun landgenoten al zo lang zonder ziektekostenverzekering rondlopen.
En en ander betekent dat de Nieuwe Wereld steeds meer op de Oude Wereld begint te lijken. Nu beginnen de Amerikanen in dit opzicht steeds meer op bijvoorbeeld de Arabieren te lijken, voor wie het overal een nationale sport is om complottheorieën te ontrafelen in het koffiehuis. Doorsnee Amerikanen verkondigen nu bij zo’n beetje elk onderwerp dat het zaakje stinkt. Het doet ook denken aan een recente enquête in Europa toen in zes landen bleek dat parlementariërs geen hoge pet op hebben van hun collega’s. Van de Belgen denkt bijna 90 procent dat er corrupte collega-parlementariërs zijn, van de Ieren ruim 60 procent, van de Slowaken 100 procent. In Nederland vermoedt ‘slechts’ 44 procent dat er collega’s zijn die niet deugen.
(Deze post is ook gepubliceerd op Sargasso)
Fixed or manipulated. Het is onderhand een levensgevoel geworden, een levensgevoel dat Amerikanen uit elke politieke hoek met elkaar delen. Het is het gevoel dat er achter de schermen, alle schermen, een Wizard of Oz bezig is die de heleboel bij elkaar manipuleert. En met Dorothy zijn ze jammer genoeg ‘not in Kansas anymore’. Want big business, dat is natuurlijk de grote manipulator, geeft niet om gewone Amerikanen. Anders zouden niet zo’n 50 miljoen van hen zonder verzekering tegen ziektekosten rondlopen. Stel je voor dat 2,4 miljoen Nederlanders onverzekerd zouden zijn.
Rich denkt dat Obama ergens in de herfst wel een of andere wet voor ziektekostenverzekering van de grond krijgt. En de president zal heus niet opeens impopulair worden. Maar de vraag is hoeveel invloed de farmaceutische bedrijven op de precieze tekst van de wetgeving zullen krijgen. En toch is dat niet het wezenlijke punt, de pijn zit nog dieper volgens Rich. Dat levensgevoel van manipulatie verdwijnt maar niet. Onder andere omdat het dagelijks in het nieuws bevestigd wordt.
Rich gebruikt een recent voorbeeld van twee televisiepresentatoren. De conservatieve Bill O’Reilly van Fox vecht nu al tijdenlang op het scherm een vete uit met Keith Olbermann van NBC waar veel mensen schijtziek van worden. Er werd veel geklaagd. Maar er begon pas wat te veranderen toen de bazen achter de schermen met elkaar begonnen te praten om te kijken hoe een en ander bijgelegd kon worden. Nu de hele zaak in de publiciteit is gekomen doen O’Reilly en Olbermann natuurlijk hun best om het er op te laten lijken dat ze niet aan de leiband van hun baas lopen. Maar de doorsnee Amerikaan weet genoeg. En voor David Zurawik, tv-criticus van The Baltimore Sun, ligt de pijn er in dat die bazen zich kennelijk niet zozeer om journalistieke normen en waarden bekommerden, maar pas in actie kwamen toen vrienden en familie begonnen te klagen. Ongeveer zoals de bazen van farmaceutische bedrijven er kennelijk niet mee zitten, zo lang zijzelf en hun eigen vrienden en familie verzekerd zijn, dat 50 miljoen van hun landgenoten al zo lang zonder ziektekostenverzekering rondlopen.
En en ander betekent dat de Nieuwe Wereld steeds meer op de Oude Wereld begint te lijken. Nu beginnen de Amerikanen in dit opzicht steeds meer op bijvoorbeeld de Arabieren te lijken, voor wie het overal een nationale sport is om complottheorieën te ontrafelen in het koffiehuis. Doorsnee Amerikanen verkondigen nu bij zo’n beetje elk onderwerp dat het zaakje stinkt. Het doet ook denken aan een recente enquête in Europa toen in zes landen bleek dat parlementariërs geen hoge pet op hebben van hun collega’s. Van de Belgen denkt bijna 90 procent dat er corrupte collega-parlementariërs zijn, van de Ieren ruim 60 procent, van de Slowaken 100 procent. In Nederland vermoedt ‘slechts’ 44 procent dat er collega’s zijn die niet deugen.
(Deze post is ook gepubliceerd op Sargasso)
Labels:
corruptie,
manipulatie,
Verenigde Staten
maandag 3 augustus 2009
Een vuile boer
“Farming has always been messy and painful, and bloody and dirty. It still is. “(Blake Hurst, boer in Missouri)
Blake Hurst kwam tot deze reactie toen hij iemand in een vliegtuig hoorde afgeven op grootschalige, industriële landbouw. Het wekte ergernis bij Hurst, want hij kan er niet tegen als hij deze kritiek hoort van mensen die de hele dag met computers werken in omgevingen die vergeleken met een boerderij nogal smetteloos zijn. Hurst heeft zelf al dertig jaar met zijn poten in het vuil gestaan.
Hurst wordt aan het woord gelaten in The American, periodiek van The American Enterprise Institute, een conservatieve denktank. Ze hebben zijn verhaal opgenomen in een serie die ze The Omnivore’s Delusion noemen. Duidelijk een reactie op The Omnivore’s Dilemma van Michael Pollan, een kritisch boek dat ingaat op wat we eten, en een pleidooi om verantwoord voedsel te eten.
Hmm, ja. Laat ik voorop stellen dat ik zelf een stedeling ben, geen groene handjes heb en wat mij betreft komt melk uit het koelvak in de supermarkt. Ook heb ik in het verleden een jaartje vegetarisch gegeten, maar nu eet ik gewoon weer vlees.
De zaak is ingewikkeld. Boeren kunnen bijvoorbeeld omschakelen en biologische groenten gaan leveren, maar dan lopen ze een grote kans te worden afgestraft door de consument die toch meestal het goedkoopste product koopt.
Maar er zijn bijvoorbeeld biologische groentepaketten. Die geven biologische landbouwers een redelijk gegarandeerde afzet van hun product, dat nu eenmaal niet het goedkoopste is. Immers niet op grootschalige en industriële wijze geproduceerd. Maar ja, ook al zitten recepten bij zo’n groentepakket, mensen eten vaak niet alle groenten in zo’n pakket, en stoppen dikwijls na een tijdje met zo’n abonnement.
Als iemand die gewoon weer vlees is gaan eten werd ik getroffen door Blake’s volgende voorbeeld: zijn buurman boerde in kalkoenen. Die begon in de jaren vijftig met wat we nu scharrelkalkoenen noemen. Geen dak boven het hoofd, vrij om sprinkhanen en gras te eten. Maar vooral jonge kalkoenen bleken erg domme beesten te zijn. Als het regende bleven ze gewoon staan. Ze gingen niet naar binnen. Als het hoosde ook niet. Voor een wolkbreuk en een kleine overstroming waren ze ook niet bang. En toen verloor buurman in één nacht vierduizend kalkoenen – verdronken, terwijl ze naar het droge hok hadden kunnen gaan.
Boer Hurst vertelt dat hij ondanks dat hij chemicaliën gebruikt nog steeds geeft om wat bij verbouwt. Anders zou hij geen boer zijn.
(Deze post is ook gepubliceerd op Sargasso)
Blake Hurst kwam tot deze reactie toen hij iemand in een vliegtuig hoorde afgeven op grootschalige, industriële landbouw. Het wekte ergernis bij Hurst, want hij kan er niet tegen als hij deze kritiek hoort van mensen die de hele dag met computers werken in omgevingen die vergeleken met een boerderij nogal smetteloos zijn. Hurst heeft zelf al dertig jaar met zijn poten in het vuil gestaan.
Hurst wordt aan het woord gelaten in The American, periodiek van The American Enterprise Institute, een conservatieve denktank. Ze hebben zijn verhaal opgenomen in een serie die ze The Omnivore’s Delusion noemen. Duidelijk een reactie op The Omnivore’s Dilemma van Michael Pollan, een kritisch boek dat ingaat op wat we eten, en een pleidooi om verantwoord voedsel te eten.
Hmm, ja. Laat ik voorop stellen dat ik zelf een stedeling ben, geen groene handjes heb en wat mij betreft komt melk uit het koelvak in de supermarkt. Ook heb ik in het verleden een jaartje vegetarisch gegeten, maar nu eet ik gewoon weer vlees.
De zaak is ingewikkeld. Boeren kunnen bijvoorbeeld omschakelen en biologische groenten gaan leveren, maar dan lopen ze een grote kans te worden afgestraft door de consument die toch meestal het goedkoopste product koopt.
Maar er zijn bijvoorbeeld biologische groentepaketten. Die geven biologische landbouwers een redelijk gegarandeerde afzet van hun product, dat nu eenmaal niet het goedkoopste is. Immers niet op grootschalige en industriële wijze geproduceerd. Maar ja, ook al zitten recepten bij zo’n groentepakket, mensen eten vaak niet alle groenten in zo’n pakket, en stoppen dikwijls na een tijdje met zo’n abonnement.
Als iemand die gewoon weer vlees is gaan eten werd ik getroffen door Blake’s volgende voorbeeld: zijn buurman boerde in kalkoenen. Die begon in de jaren vijftig met wat we nu scharrelkalkoenen noemen. Geen dak boven het hoofd, vrij om sprinkhanen en gras te eten. Maar vooral jonge kalkoenen bleken erg domme beesten te zijn. Als het regende bleven ze gewoon staan. Ze gingen niet naar binnen. Als het hoosde ook niet. Voor een wolkbreuk en een kleine overstroming waren ze ook niet bang. En toen verloor buurman in één nacht vierduizend kalkoenen – verdronken, terwijl ze naar het droge hok hadden kunnen gaan.
Boer Hurst vertelt dat hij ondanks dat hij chemicaliën gebruikt nog steeds geeft om wat bij verbouwt. Anders zou hij geen boer zijn.
(Deze post is ook gepubliceerd op Sargasso)
Labels:
biologisch voedsel,
boer,
consument,
landbouw
Abonneren op:
Posts (Atom)