dinsdag 7 juli 2009

Is Michael Jackson de laatste met zoveel fans?

‘Ingetogen’ noemden ze het bij het NOS-journaal en NRC. Alsof ze teleurgesteld waren dat er geen spetterend popconcert was gekomen. Het is maar wat je verwachtte van de afscheidsdienst van Michael Jackson. Ik ben blij dat het geen circus is geworden in een voetbalstadion. In plaats daarvan zagen we een soort combinatie van een zwarte kerkdienst en een Ierse wake, waarbij mensen herinneringen ophalen aan de overledene. Zo was het toch een beetje rock ‘n roll – is rock ’n roll niet ontstaan uit de fusie van zwarte en Ierse volksmuziek in Amerika? Zo was het veel beter. Op het drukste moment keken vast meer dan een miljard mensen – naar iets intiems.

Tegelijkertijd blijf ik verbaasd dat dit onderwerp maar zo de aandacht blijft trekken. Oké, het is zomer, elk jaar weer een slappe tijd. Hebben ze bijvoorbeeld de Tour de France niet ooit uitgevonden om maar krantjes te blijven verkopen in de zomer? Jazeker, de Tourorganisatie is begonnen bij een krant. Maar je kunt niet zeggen dat er nu niet van alles gebeurt in de wereld. Zo is Obama nu in Rusland, en hij heeft met de Russen afgesproken om het aantal raketten drastisch terug te brengen. In de jaren dat Michael Jacksons Thriller uitkwam waren we van zo’n deal met de Russen nog steil achterover geslagen. Nu is zo’n rakettendeal belangrijk nieuws, maar niet indrukwekkend.

Nee, bij het verscheiden van Michael Jackson zijn er nog allerlei andere zaken aan de hand. Het is alsof de mensen voelen dat we nooit meer zo’n superster krijgen, die over de hele wereld zo beroemd is. Dat ligt niet aan de aan- of afwezigheid van talent. Nee, de wereld is veranderd. Er worden geen 100 miljoen exemplaren meer van een album verkocht. Nu kopen mensen steeds één liedje over het internet, of downloaden ze het ‘gratis’. Dat is niet het soort vraag waarmee je supersterren kweekt. Aan de aanbodzijde kan iedereen met een pc een opnamestudiootje maken. Ook hier alles gefragmenteerder. Het is een andere wereld geworden. Alleen al door deze omstandigheden lijkt het onwaarschijnlijk dat mensen ooit nog zo massaal achter een superster aan zullen lopen.

Nadat Michael Jackson begraven is gaan we allemaal weer ons weegs. Met Michaels muziek hebben we even samen op de dansvloer gestaan. En dan verdwijnt ieder weer achter zijn eigen internetcomputer. Ja, dat is overal steeds meer dé plek – achter de internetcomputer. Dat is ook veranderd. Als je langs woonhuizen loopt kun je dit gewoon zien. Thuis zijn is steeds minder samen iets doen. Thuis zijn is steeds meer in je eentje achter je eigen internetcomputer zitten. Misschien speelt dat wel bij al het gedoe rondom Michael Jackson. Is er geen game à la SIMS waarin je zelf superster kunt worden?

maandag 6 juli 2009

McNamara architect Vietnamoorlog overleden

Robert McNamara is dood. Toch wel geschokt staar ik naar het bericht. Hij was al 93, maar alleen al zijn doodsbericht brengt herinneringen terug. Zeven cruciale jaren in de jaren zestig was McNamara minister van Defensie van de Verenigde Staten. Zijn naam is verbonden aan de Cubaanse rakettencrisis toen er bijna een atoomoorlog met de Sovjet-Unie kwam; aan de mislukte Varkensbaai-operatie toen de CIA Fidel Castro dacht uit te kunnen schakelen met een clubje Rambo-types; en vooral aan de oorlog in Vietnam.

De Vietnamoorlog. In mijn persoonlijke herinnering is het dé oorlog. Meer nog dan de Tweede Wereldoorlog. Waarom? Omdat het de eerste oorlog die ik bewust begon mee te beleven – via de media natuurlijk. Het was de tijd dat ik kranten begon te lezen. Het was de eerste oorlog die je via het televisiejournaal kon volgen. Het was de eerste oorlog waarin Amerika jarenlang de fout in ging.

In ons gezin werd er altijd over politiek gepraat aan de eettafel. Niet of nauwelijks over de binnenlandse politiek van Nederland. Nee, in de eerste plaats ging het over Nederlands laatste kolonie Nieuw-Guinea – ons land van herkomst, Indonesië, Luns, Soekarno, de hele zooi. En in de tweede plaats ging het altijd over Amerika. Mijn vader was boos op de Kennedy’s, want die hadden Nieuw-Guinea verraden en in de uitverkoop gedaan naar de Indonesiërs. Maar toch hadden hij, mijn moeder en ik een verschillende mening betreffende Vietnam. Mijn ouders stonden aan de kant van Amerika in de Vietnamoorlog. Ik was tegen Amerika. Zo was dat gewoon.

Waarom dat zo was? Tsja, alle ouders stonden aan de kant van Amerika. En alle kinderen waren tegen Amerika. Overal leek tegelijkertijd een generatieconflict uit te barsten. Voor het feit dat mijn vader tegen de Kennedy’s was maar tegelijkertijd voor Amerika in de Vietnamoorlog lijkt het woord generatieconflict me steeds minder afdoende. Maar het was nu eenmaal zo, en niemand stond daar bij stil. Misschien ben ik achteraf wel de krant gaan lezen om argumenten te vinden om tegen mijn vader in te gaan. Niet dat hij ooit toegaf.

Nu lees ik dat McNamara al in 1966 of zelfs 1965 begon te geloven dat de oorlog niet te winnen was. En hij schijnt dit al enkele jaren geleden opgeschreven te hebben in een boek, wat toen aan mijn aandacht ontsnapt is. Maar McNamara? De ‘best and the brightest’ van de ‘best and the brightest’? Die hele slimme man, met die enorme werkkracht, die het beste met de wereld voor had, die ultieme technocraat? McNamara had kennelijk niet het lef en de overtuigingskracht om tegen president Johnson in te gaan. In de Vietnamoorlog zijn er aan Amerikaanse zijde uiteindelijk 58.000 man gesneuveld – dus even wat meer dan huidige 5.000 in Irak –, waarvan verreweg de meesten na 1966.

Uit loyaliteit heeft McNamara zich nooit openlijk uitgesproken tegen Johnson. Ook toen hij in 1968 werd weggepromoveerd naar de Wereldbank – ‘ik weet nog steeds niet of ik nu ontslag nam of ontslagen werd’ – heeft hij zich nooit openlijk tegen Johnson uitgesproken. Misplaatste loyaliteit. Als hij zijn best had gedaan – en het had toen echt wat betekend als McNamara openlijk van mening was veranderd – had hij kunnen helpen voorkomen dat er nog meer doden zouden vallen. Over de McNamara op latere leeftijd schrijft de New York Times: ‘He could be seen in the streets of Washington — stooped, his shirttail flapping in the wind — walking to and from his office a few blocks from the White House, wearing frayed running shoes and a thousand-yard stare.’

Tsja. Diverse mensen vragen zich af waarom McNamara niet eerder stelling heeft genomen tegen de Vietnamoorlog. Ik heb het gevoel dat ik het wel weet: hij had zelf een zoon die al tijdens de Vietnamoorlog tegen was. Vader McNamara gaf zijn ongelijk gewoon niet toe. Nooit.