vrijdag 22 mei 2009

Ben Stiller stuntelt weer door museumnacht

Ben Stiller is misschien wel het meeste de filmster die de tijdgeest weergeeft. Net zoals een heleboel Hollywoodsterren uit het verleden speelt hij altijd hetzelfde basispersonage. Vroeger was het meestal zo dat het publiek slechts waardering koesterde voor de ster als hij steeds hetzelfde soort rol speelde. Zo is Sylvester Stallone alleen maar succesvol geweest met Rocky-achtige kerels die zich terugvochten vanuit een underdogrol.

Stiller speelt altijd die doorsneevent die kleiner, saaier en vreugdelozer is dan de bijrollen in de film, maar om wie je wel moet lachen, bijvoorbeeld als zijn eigen sperma vlak voor een date per ongeluk in zijn haar belandt. In een tijd waarin gewone mensen bekend worden op televisie via allerlei variaties op Idols, en die reality-eersteling Big Brother, is het niet raar dat Ben Stiller zo’n grote ster is geworden. Waarschijnlijk heeft alleen Will Smith meer omzet gegenereerd voor Hollywood.

In Night at the Museum 2 dreigen Stillers oude vrienden uit deel 1, als poppen, te worden vervangen door hologrammen. Ze worden afgedankt naar de National Archives, van het Museum of Natural History in New York naar het Smithsonian in Washington. En per ongeluk belandt het magische Egyptische tablet uit het eerste deel daar nu ook. Met negentien verschillende locaties, tien onderzoekslaboratoria, een dierentuin en meer dan honderdzesendertig miljoen items moet het Smithsonian in Washington ’t grootste museum ter wereld zijn. Maar aangezien de naam onbekend is in Europa werd ‘Battle of the Smithsonian’ nuchter en zakelijk veranderd in ‘2’.

En natuurlijk is het allemaal weer een alibi om dolle situaties mee te maken met tot leven gekomen items. Wat dat betreft worden we niet teleurgesteld. Er komen weer een paar prachtige personages voorbij. Zo wil de Egyptische faraozoon Kah Mun Rah (Hank Azaria) met een stel bad guys als Napoleon, Iwan de Verschrikkelijke en Al Capone de wereld veroveren. Om de een of andere totaal niet historisch verantwoorde reden spreekt Kah Mun Rah als een slissende Engelse lord.

Wie weet komt het doordat Azaria nog andere stemmen doet, zoals die van De Denker van beeldhouwer Rodin – ‘I am thinking, I am thinking, I am thinking’. Azaria beleeft natuurlijk enkele grappige vijandelijkheden met museumwacht Stiller. Af en toe hoor je vondsten waar alleen twee komisch begaafde acteurs in een improvisatie op gekomen kunnen zijn. Hollywood weet inmiddels dat je alleen kans op echt humoristische scènes maakt als je de acteurs laat improviseren op de set, hoe duur de productie ook is. Met Stiller en Azaria hadden ze in elk geval een aan elkaar gewaagd duo in huis dat elkaar al langer kende.

Amy Adams zet vliegenierster Amelia Earhart neer met een bekakt Amerikaans Oostkustaccent van voor de oorlog. In haar spel grijpt ze terug op Hollywoods gouden tijdperk waarin in hoog tempo screwball comedies werden gemaakt, met heren en dames die elkaar met goed geschreven dialogen voortdurend in de maling stonden te nemen. En als stopuitroepje gilt Earhart: ‘Great Gatsby! Great Gatsby!’ Helaas blijft Stiller nog steeds wat vreugdeloos bij het zien van haar welgevormde achterwerk.

Blijft nog de vraag of de film nu speels de draak steekt met historische figuren of gewoon gekke bekken staat te trekken om een paar centen te verdienen. Ik moet zeggen dat ik echt heb gelachen bij deze film die ondanks dat het verrassingselement verdwenen is vol zit met grappige en verbazende vondsten. Qua investeringen staan er 150 miljoen dollar aan productiekosten en ik schat zo’n 75 miljoen dollar aan marketing- en verkoopkosten op het spel. Als ze wereldwijd net zoveel als de eersteling omzetten, 575 miljoen dollar, gaat Hollywood net zo’n bedrag als de eigen kosten als resultaat boeken, wat het dan weer wegwerkt via het beruchte Hollywood-boekhouden. Maar hier geldt: áls. Wat je in elk geval als een positief resultaat van de eersteling kunt zien was dat daarna het museumbezoek steeg.

(sinds donderdag in 101 bioscopen)

woensdag 20 mei 2009

Zie de nieuwe zondebok: een dik mens

Nu lees ik weer dat dikke mensen vreselijk worden aangestaard als ze eten in het openbaar. En dat ze zich daarvoor schamen, de helft dan. Een kwart eet daarom stiekem. Stiekem eten! Is daar de Tweede Wereldoorlog voor gewonnen? Ik zie Tom Hanks nog sterven in Saving Private Ryan. Hij kijkt Matt Damon aan en zegt: ‘Earn it.’ En Matt Damon neemt zich met een brok in de keel voor om de rest van zijn leven die vrijheid waard te zijn. Betraande ogen in de zaal, even voelen we weer hoe bevoorrecht we zijn. Buiten de bioscoop haal ik nog eens diep adem – een vrij land! En dan blijken dus allerlei mensen niet in het openbaar te durven eten.

Aanleiding voor al dit fraais is een enquête die de site valtaf.nl onder haar bezoekers heeft gehouden. Tweederde van de invullers gaf aan weleens last te hebben van mensen die naar hen staren als ze in het openbaar eten, waarop dus de helft met schaamte zegt te reageren en een kwart voortaan maar stiekem eet. Ik was meteen heftig geïnteresseerd in de nieuwsberichten hierover omdat ik heel vaak eet op openbare plekken die geen restaurant zijn. In de trein bijvoorbeeld of in de krantenzaal van een bibliotheek. Mijn ervaring (BMI circa 28) is dat mensen dan inderdaad even naar je kijken en dan zelf zin krijgen. Een keer maakte ik iets mee wat op een afkeurende blik leek. Ik at een grote zak chips in de trein en een jongen keek me toen aan met een blik van: dat moet je zelf maar weten. En ik dacht toen bij mezelf: hoe raken al die zakken chips in de supermarkt dan verkocht, iemand moet die dingen toch eten? Maar dit blijkt dus een tafereel van kinderlijke onschuld te zijn geweest.

In werkelijkheid vindt er een ware kijkterreur plaats, gelardeerd met de nodige hatelijke opmerkingen. Het enige wat er voor nodig is is een BMI van dik boven de 30 – obesitas. Kennelijk hebben we om de zoveel jaar nieuwe zondebokken nodig. De rokers staan nu schuldbewust voor kantooringangen te paffen. Die zijn geen zondebokken meer, rokers zijn voortaan zielig. Nu zijn de jaren aangebroken dat dikke mensen vogelvrij zijn.

Als je dik bent kun je geen goed mens zijn. Je hebt jezelf nooit in de hand kunnen houden. Jarenlang. Je verdient het niet om gebruik te maken van al de mooie voorzieningen in dit land. Hormonaal? Laat me niet lachen. Je bent gewoon vies en lelijk. Problematische relatie met voedsel? Ja, die krijg ik dus door jou. Als ik jou zie zitten in de McDonald’s kan ik er niet eens meer binnen lopen. En dan loop ik het risico te verhongeren. En wat ik het ergste vind is dat je dan ook nog eens kleren koopt van twee maten te klein, en daar moet ik dan ook weer naar kijken. Maar, oké, toegegeven, toch ben ik blij dat je d’r bent. Want door jouw ellende voel ik me de rest van de dag weer een stuk beter. Amen.

dinsdag 19 mei 2009

Ontslagcijfers tonen dood van de kaasschaaf

Deze woensdag komt het CBS weer met de cijfers over werkloosheid en consumentenvertrouwen. Ik ken de cijfers nu nog niet; ze kunnen een beetje slecht zijn of behoorlijk slecht. Waarschijnlijk zijn er nog geen hele grote klappen gevallen in de werkloosheid. Maar dat betekent niet dat er geen verontrustende ontwikkelingen zijn.

Zo vielen me vandaag wel erg veel nieuwsberichten met ontslagen op. Nadere bestudering leerde me dat er overal iets opmerkelijks met de cijfers aan de hand is: percentages kunnen tegenwoordig snel en fors omhoog schieten. Bij ABN Amro verdwijnen 5500 à 6500 van de bestaande 30.000 banen, oftewel zo’n 20 procent. Nieuwe topman Gerrit Zalm sluit gedwongen ontslagen niet uit. Bij het Europese hoofdkantoor van Nike in Hilversum verdwijnen zo’n 14 procent van de banen. Bij het Algemeen Dagblad gaan ze zo’n 30 procent van de redactiebanen te schrappen.

Staatssecretaris Albayrak is van plan zo’n 14 procent van de gevangeniscellen te sluiten. Daarna denkt ze te kunnen werken met een buffer van een kleine 14 procent. Omgerekend betekent dit dat er op dit moment een overcapaciteit van 26 procent is. Ze denkt 1200 arbeidsplaatsen te kunnen schrappen zonder gedwongen ontslagen. Maar mensen moeten dan wel bereidheid tot mobiliteit tonen – verhuizen dus. Als je niet naar de absolute aantallen kijkt maar naar de percentages dan zie je dat de managers van dit moment niet meer naar kleine percentages grijpen.

Het zit allemaal tussen de 14 en 30 procent. Met andere woorden: het Nederland van de kaasschaaf bestaat niet meer.

Maar het zijn niet alleen managers die nu snel en met behoorlijke percentages reageren. Als je de percentages van sollicitanten bij de krijgsmacht van de eerste vier maanden van verleden jaar en dit jaar naast elkaar legt zie je een stijging van 32 procent. Tegelijkertijd gingen er juist veel minder militairen weg: een daling van 31 procent. Dit zijn voor het grootste deel geen mensen die hogere studies hebben gevolgd. Toch reageren ze blijkbaar met z’n allen heel snel op belangrijke trends in de maatschappij. Wel zijn het allemaal mensen die internet gebruiken. Het moet wel met internet te maken hebben.

Een wat ongerijmde vergelijking: in het pretelevisietijdperk kostte het cabaretier Wim Kan zo’n vijftien jaar om landelijke bekendheid te vergaren. In het televisietijdperk verspreidde informatie zich veel sneller, maar het bleef vaak bij oppervlakkige informatie. Maar tegenwoordig reageren grote groepen mensen met gemak op vaak nogal uitgebreide informatie. Vraag maar aan huisartsen waar hun patiënten allemaal mee aankomen. En zo maakt internet dat mensen in deze crisistijd massaal bliksemsnel reageren. Niet alleen beslissers, iedereen doet het.

Maar dit heeft consequenties. In de Nederlandse industrie is de productie met 14 procent gedaald, terwijl de loonkosten blijven stijgen. Dit betekent dat de arbeidsproductiviteit keldert en de kostprijs omhoog schiet. In Amerika is het heel anders. Daar zijn ze sneller met ontslaan en zorgen ze er wel voor dat de loonkosten harder dalen dan de productie, zodat ze zich daarmee niet uit de markt zullen prijzen. Een Nederlandse werkgever weet dat ontslaan altijd een heel gedoe is. En als de crisis voorbij is wordt het weer een heel gedoe om aan mensen te komen. Hij ziet het dus eerst een tijdje aan.

Normaal gesproken is het Nederlandse model stabieler. Maar nu blijkt de crisis voort te duren. En er is dus nog iets in de cijfers te zien: dat percentages tegenwoordig als in een flits omhoog kunnen schieten. Het kan nu heel snel blijken dat het gesloten sociale akkoord gewoon te mager is. Het Nederland waarin Wim Kan vijftien jaar nodig had om beroemd te worden bestaat al lang niet meer. Maar het Nederland van de kaasschaaf (en daarmee de geleidelijkheid) is dus ook al wijlen. Ik vraag me af of ze dat wel doorhebben in Den Haag.

maandag 18 mei 2009

Een Noors sprookje en drie oudere nichten

En toen las ik dat Noorwegen het Eurovisie Songfestival gewonnen had. Al die maffiaverhalen over Oost-Europese landen die mekaar maar punten zaten te geven klopten dus helemaal niet. In elk geval deze keer niet. Ben ik toch wat liedjes op gaan zoeken op YouTube. Al jaren had ik niet meer gekeken, maar nu wilde ik het toch een keer met eigen ogen en oren controleren. Bovendien, hé, aan een paar liedjes op YouTube ben je geen hele avond kwijt. Want Noorwegen? Gewonnen?

Na winnaar Alexander Rybak met zijn Fairytale een paar keer bekeken en beluisterd te hebben ben ik toch een beetje verrast over het belangrijkste element in zijn liedje: ritme. Bekijk en beluister het maar eens, de basis van zijn liedje is heel duidelijk het hoemparitme. Jazeker, hoempa. Probeer maar eens hoempapa, hoempapa mee te zingen. Dat lukt vast wel, daar hoef je geen professioneel muzikant voor te zijn. En ik bedoel het niet denigrerend, het is gewoon een constatering. Hoempapa is het ritme van Europa.

Jaren geleden was ik eens in Rusland. Tien dagen lang was ik in Moskou en in wat geloof ik toen nog Leningrad heette. Een van de dingen die me het sterkste opvielen was hoe de Russen met muziek omgingen: intens, veel intenser dan de Nederlanders. De omschrijving die wat mij betreft het meeste in de buurt kwam was: soul. Ja, de Russen waren Europeanen met soul. Maar het rare was dat je nauwelijks door de zwarte Amerikaanse muziek beïnvloede ritmes hoorde.

De Russen waren ritmisch eigenlijk precies als de Duitsers, en als de Nederlanders, hoewel die het niet meer wilden weten. De Russen waren hoempa. Hoempa met soul – dat was Rusland voor mij. Daarna ben ik nooit meer in Rusland geweest, en wat voor politieke en economische veranderingen er ook gekomen mogen zijn, ik weet zeker dat ze daar nog steeds hoempa zijn. Heel Europa is deep down nog steeds hoempa.

Fairytale zat best slim in elkaar. Ritme was het belangrijkste. Maar zo’n vet drumstel hadden ze niet nodig: het publiek bijvoorbeeld, dat klapte zo wel mee. En het was goed gekozen van de Noren om zo’n opvallend drumstel, in beeld en geluid, weg te laten. Daarnaast zat er naar mijn smaak een element in het liedje dat al een tijdje deel uitmaakt van de tijdgeest. Het woord dat dit element het beste benadert is: fantasy. Ik hoef maar een paar namen te noemen: Cirque du Soleil, Lord of the Rings, de Efteling. In aankleding en choreografie zat net genoeg verwijzing naar fantasy, maar het lag er, net als bij het weglaten van het drumstel, niet te dik bovenop.

Dan die heerlijke viool, die voor veel Europese landen een verwijzing bevatte naar hun folklore. En het pak dat de zanger droeg leek ook een soort kruising tussen Noorse folklore en een moderne snit, maar op zo’n manier dat je niet het gevoel had dat de zanger er voor aap in liep. De titel Fairytale maakte tegelijkertijd een buiging naar fantasy en het onderwerp van het liedje: de liefde (is er een ander onderwerp mogelijk?) En toen zong de verliefde jongeman: ‘I´m in love with a fairytale, even though it hurts.’ Jawel, it hurts, daarna kon hij bij de meisjes (toch zeker tweederde van het televotende publiek) niet meer stuk. Hoempa, fantasy en folklore. Als je slim mixt en weglaat kun je daar ook als je uit Noorwegen komt een Eurovisie Songfestival mee winnen.

Maar dan die Nederlanders. Ik had het gevoel dat ik naar drie oudere nichten zat te kijken – neem het niet persoonlijk, Natasja Froger –, die twintig jaar te laat stonden te disco-en voor een betere wereld. En ik lees dat meteen na de uitschakeling de stemming in Nederland was van: bah, we doen nooit meer mee. Aggossie. Nou ja. Volgend jaar doet Nederland dus gewoon weer mee.