Deze woensdag komt het CBS weer met de cijfers over werkloosheid en consumentenvertrouwen. Ik ken de cijfers nu nog niet; ze kunnen een beetje slecht zijn of behoorlijk slecht. Waarschijnlijk zijn er nog geen hele grote klappen gevallen in de werkloosheid. Maar dat betekent niet dat er geen verontrustende ontwikkelingen zijn.
Zo vielen me vandaag wel erg veel nieuwsberichten met ontslagen op. Nadere bestudering leerde me dat er overal iets opmerkelijks met de cijfers aan de hand is: percentages kunnen tegenwoordig snel en fors omhoog schieten. Bij ABN Amro verdwijnen 5500 à 6500 van de bestaande 30.000 banen, oftewel zo’n 20 procent. Nieuwe topman Gerrit Zalm sluit gedwongen ontslagen niet uit. Bij het Europese hoofdkantoor van Nike in Hilversum verdwijnen zo’n 14 procent van de banen. Bij het Algemeen Dagblad gaan ze zo’n 30 procent van de redactiebanen te schrappen.
Staatssecretaris Albayrak is van plan zo’n 14 procent van de gevangeniscellen te sluiten. Daarna denkt ze te kunnen werken met een buffer van een kleine 14 procent. Omgerekend betekent dit dat er op dit moment een overcapaciteit van 26 procent is. Ze denkt 1200 arbeidsplaatsen te kunnen schrappen zonder gedwongen ontslagen. Maar mensen moeten dan wel bereidheid tot mobiliteit tonen – verhuizen dus. Als je niet naar de absolute aantallen kijkt maar naar de percentages dan zie je dat de managers van dit moment niet meer naar kleine percentages grijpen.
Het zit allemaal tussen de 14 en 30 procent. Met andere woorden: het Nederland van de kaasschaaf bestaat niet meer.
Maar het zijn niet alleen managers die nu snel en met behoorlijke percentages reageren. Als je de percentages van sollicitanten bij de krijgsmacht van de eerste vier maanden van verleden jaar en dit jaar naast elkaar legt zie je een stijging van 32 procent. Tegelijkertijd gingen er juist veel minder militairen weg: een daling van 31 procent. Dit zijn voor het grootste deel geen mensen die hogere studies hebben gevolgd. Toch reageren ze blijkbaar met z’n allen heel snel op belangrijke trends in de maatschappij. Wel zijn het allemaal mensen die internet gebruiken. Het moet wel met internet te maken hebben.
Een wat ongerijmde vergelijking: in het pretelevisietijdperk kostte het cabaretier Wim Kan zo’n vijftien jaar om landelijke bekendheid te vergaren. In het televisietijdperk verspreidde informatie zich veel sneller, maar het bleef vaak bij oppervlakkige informatie. Maar tegenwoordig reageren grote groepen mensen met gemak op vaak nogal uitgebreide informatie. Vraag maar aan huisartsen waar hun patiënten allemaal mee aankomen. En zo maakt internet dat mensen in deze crisistijd massaal bliksemsnel reageren. Niet alleen beslissers, iedereen doet het.
Maar dit heeft consequenties. In de Nederlandse industrie is de productie met 14 procent gedaald, terwijl de loonkosten blijven stijgen. Dit betekent dat de arbeidsproductiviteit keldert en de kostprijs omhoog schiet. In Amerika is het heel anders. Daar zijn ze sneller met ontslaan en zorgen ze er wel voor dat de loonkosten harder dalen dan de productie, zodat ze zich daarmee niet uit de markt zullen prijzen. Een Nederlandse werkgever weet dat ontslaan altijd een heel gedoe is. En als de crisis voorbij is wordt het weer een heel gedoe om aan mensen te komen. Hij ziet het dus eerst een tijdje aan.
Normaal gesproken is het Nederlandse model stabieler. Maar nu blijkt de crisis voort te duren. En er is dus nog iets in de cijfers te zien: dat percentages tegenwoordig als in een flits omhoog kunnen schieten. Het kan nu heel snel blijken dat het gesloten sociale akkoord gewoon te mager is. Het Nederland waarin Wim Kan vijftien jaar nodig had om beroemd te worden bestaat al lang niet meer. Maar het Nederland van de kaasschaaf (en daarmee de geleidelijkheid) is dus ook al wijlen. Ik vraag me af of ze dat wel doorhebben in Den Haag.
dinsdag 19 mei 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten